komen langzaam dichterbij
als nieuwe keizers van de wereld
achter westelijke bergen
niemand kent er nog hun naam
zoals zij tijdenlang verscholen
hier bestaan in hun lichtvoetigheid
in dans voor klokkentorens
Achter westelijke bergen
hoor ik trommels harder slaan
als iets van antwoord op hun roepen
spindauw tussen heksenkloven
zingen zij van de rivier
meerstemmig wat er overblijft
van water dat er zal verdampen
verre nevels verder drijft
Als van de schildpad die het dromen zal
zijn rug recht en verstijft
en schild voor schild zijn huis zal dragen
ver voorbij het wolkenklooster
als de hemel die hij optilt
als een kleine ganspagode
en in eeuwigheid zal dienen
zo hij niet gevangen blijft
Zo zal de dichter het verstaan
die voor zijn strohut verzen schrijft
en tijd verdrijft op rijstpapier
om het eens zelf te geloven
kijk - de kraanvogels, ze gaan
hebben hun veren opgestoken
met de hemel in zijn hand
vliegen ze haast ondersteboven
Geen opmerkingen:
Een reactie posten