Zij die alles al zo hadden
hadden nooit genoeg gekregen
en zij die het steeds ontbeerden
stierven weerloos in beklag
Daar moest hij steeds weer aan denken
bij het stillen van de meren
waar geluk dat er in rond dreef
niets meer dan het water was
Voor de koningen een plas
om er hun rijk mee te markeren
voor de kardinaal een graal
waarin de duivel werd verbrand
voor de dolende een spiegel
om zijn evenbeeld te keren
voor de bedelman het leven
dat hij opnam met de hand
Maar genoeg bleek nooit genoeg
het water zou de pot verteren
en de zon zou er van zuigen
op haar uitgebrande dag
toen hij een laatste maal zijn gang nog ging
langs witgestilde meren
en besefte dat volledigheid
de dood was die hij zag
Want de koningen verloren
er hun rijk om te regeren
en de kardinaal verkeerde
met de duivel naderhand
ook de dolende bleef dolen
als een vogel zonder veren
en de bedelman verdorstte er
in uitgesleten zand
Daar moest hij steeds weer aan denken
bij het stillen van de meren
zij die alles al zo hadden
zij die alles steeds ontbeerden
Maar genoeg bleek nooit genoeg
Geen opmerkingen:
Een reactie posten